Box 3 werkelijk rendement

In juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het ‘daadwerkelijk rendement’ in box 3 moet worden belast als dat lager is dan het fictieve inkomen uit vermogen. In een aantal uitspraken heeft de Hoge Raad ook aangegeven hoe dat daadwerkelijke rendement moet worden gedefinieerd.

De Hoge Raad hanteert geen economische benadering, maar heeft geprobeerd zoveel mogelijk binnen de kaders van het wettelijke Box 3 stelsel tot een definitie te komen. Het daadwerkelijke rendement omvat volgens de Hoge Raad zowel direct als indirect rendement. Direct rendement is bijvoorbeeld rente, dividend en huur. Bij indirect rendement gaat het om de gerealiseerde én ongerealiseerde waardeveranderingen van vermogensbestanddelen, zowel positief als negatief. Kosten zijn niet aftrekbaar, met uitzondering van rente op leningen (i.e. negatief rendement). Er zijn overigens nog wel enkele onduidelijkheden, zoals ten aanzien van onroerend goed, welke in latere jurisprudentie nog wel aan de orde zal komen.

Formulier Opgaaf werkelijk rendement (OWR)

De Belastingdienst werkt aan een nieuw formulier waarmee het werkelijk rendement op het vermogen kan worden doorgegeven. Naar verwachting zal dit formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’ in juni 2025 worden aangeboden. Indien bij het invullen van dit formulier blijkt dat het werkelijk rendement lager is dan het fictief rendement zoals dat volgt uit de wetgeving van de afgelopen jaren vanaf 2017 of uit de zogenaamde forfaitaire spaarvariant, dan kan het formulier worden ingestuurd. Dan komt men in aanmerking voor (aanvullend) rechtsherstel. De Belastingdienst stuurt brieven naar belastingplichtigen die mogelijk in aanmerking komen voor herziening van de aanslag op basis van het werkelijke rendement.

Verschillende box 3 rekenmethodes

Vóór de arresten van juni 2024 had de Hoge Raad in het zogenaamde Kerstarrest van eind 2021 reeds geoordeeld dat het stelsel vanaf 2017 niet in alle gevallen geoorloofd was. Dat was vooral zo voor spaarders. Belastingplichtigen konden in aanmerking komen voor een teruggave (rechtsherstel). De arresten van juni 2024 gingen nog een stapje verder door te oordelen dat het geboden rechtsherstel (en daarmee ook de wetgeving vanaf 2023), vooral voor niet-spaarders, eveneens onvoldoende was.

2017 – 2022
Vorenstaande maakt dat voor de jaren 2017 tot en met 2022 er in feite drie rekenmethodes bestaan:

  1. De wettelijke rekenmethode op basis van twee fictieve rendementspercentages en een fictieve vermogensmix welke afhankelijk is van de hoogte van het netto vermogen;
  2. De berekening op basis van rechtsherstel n.a.v. het Kerstarrest (forfaitaire spaarvariant)
  3. De berekening van het werkelijke rendement volgens de Hoge Raad arresten van juni 2024.

Voor de jaren 2021 en 2022 zal het meest voordelige van de drie methodes gelden. Voor de voorgaande jaren is dat afhankelijk van of u eerder bezwaar heeft gemaakt en of de aanslagen wel of niet onherroepelijk vaststaan.

2023 en verder
Voor de jaren vanaf 2023 gelden er twee rekenmethoden, namelijk de wettelijke methode en de berekening op basis van het werkelijke rendement.

Voor welke jaren kan de Opgaaf werkelijke rendement (OWR) worden ingediend?

Hieronder wordt per jaar aangegeven of en onder welke voorwaarden voor reeds verstreken jaren een Opgaaf werkelijk rendement kan worden ingediend.

2017 en 2018
Als de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Of als een definitieve aanslag op of na 24 december 2021 is ontvangen en binnen 5 jaar (eind 2022 resp. 2023) een verzoek ambtshalve herziening was ingediend.

2019
Als de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Of als een definitieve aanslag op of na 24 december 2021 is ontvangen en een verzoek ambtshalve herziening is of wordt ingediend vóór 31 december 2024. Voor het jaar 2019 heeft de Belastingdienst in bepaalde gevallen een aparte brief verstuurd met daarin een formulier verzoek tot ambtshalve herziening.

2020
Als de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Of als een definitieve aanslag op of na 24 december 2021 is ontvangen mits er vóór eind 2025 een verzoek ambtshalve herziening wordt ingediend.

2021 – 2023
Als er een aangifte is ingediend en/of al een definitieve aanslag is opgelegd.

Bezwaar of ambtshalve verzoek tot vermindering?

Vanaf een bepaald moment is de Belastingdienst gestopt met het opleggen van definitieve aanslagen met box 3 belasting over de jaren 2021 en verder voor diegene die mogelijk in aanmerking komt voor aanvullend rechtsherstel. Indien er wel al een definitieve aanslag is opgelegd waarvoor de bezwaartermijn is verlopen, kan er nog wel gebruik worden gemaakt van het ambtshalve verzoek tot vermindering.

De Belastingdienst heeft aangekondigd om nog dit jaar (2024) definitieve aanslagen inkomstenbelasting voor 2021 op te leggen. Ook kan er in uitzonderlijke gevallen alsnog een definitieve aanslag over latere jaren worden opgelegd.

Zodra er een definitieve aanslag is opgelegd, kan er binnen 6 weken bezwaar worden gemaakt tegen de aanslag. Omdat er in een aantal situaties nog geen duidelijkheid is over hoe het werkelijk rendement berekend moet worden, adviseren wij om alsnog bezwaar te maken tegen definitieve aanslagen die nog niet onherroepelijk vaststaan. Dit ongeacht het feit dat na de bezwaartermijn nog een ambtshalve verzoek tot vermindering kan worden ingediend, omdat bezwaar meer rechtsbescherming biedt zoals mogelijkheid om in beroep te gaan. Voorts, met het indienen van bezwaar binnen de bezwaartermijn is sprake van behoud van rechten voor mogelijk nieuwe uitspraken van de Hoge Raad over box 3. Bezwaar maken tegen een nog niet onherroepelijk vaststaande aanslag kan eenvoudig door in te loggen op MijnBelastingdienst met DigiD en te gaan naar Bezwaar aanslag inkomstenbelasting, het aanslagnummer in te vullen en bij aanleiding Box 3 Bezwaar en verzoek tot vermindering aan te vinken.

Meer weten?

Voor meer informatie of assistentie met het maken van bezwaar of het indienen van een verzoek ambtshalve herziening, neem dan contact met ons tax team via taxreturns@limes-int.com.