Bij grensoverschrijdende werkzaamheden bepalen de meeste belastingverdragen dat het werkland van de werknemer het recht heeft belasting te heffen over het loon dat de werknemer daar verdient. Op deze hoofdregel bestaat één uitzondering. Hierbij heeft het woonland van de werknemer het recht heeft belasting te heffen. Er moet dan tegelijk aan de volgende drie voorwaarden worden voldaan:
- De werknemer verblijft binnen een ‘jaar’ niet langer dan 183 dagen in het werkland.
- De beloning wordt betaald door of namens een werkgever die niet gevestigd is in het werkland.
- De beloning komt niet ten laste van een vaste inrichting van de werkgever in het werkland.
In zijn arrest van 14 juli jl. heeft de Hoge Raad geoordeeld dat als dagen van verblijf in de werkstaat niet alleen meetellen de dagen waarop daadwerkelijk in de werkstaat is gewerkt, maar tevens alle overige dagen waarop de belastingplichtige in de werkstaat aanwezig is geweest en die enig verband houden met de werkzaamheden aldaar (‘days of physical presence’), zoals zaterdagen, zondagen, nationale feestdagen, vakanties en vrije dagen voor, tijdens of na beëindiging van de werkzaamheden of korte onderbrekingen daarvan.