Met ingang van 1 januari 2019 komen er meer loonbelastingtabellen vanwege het maken van onderscheid tussen de onderstaande groepen werknemers.
1. Inwoners van Nederland
werknemers die hier een permanente woon- of verblijfplaats hebben.
2. Niet-inwoners van Nederland
werknemers die inwoner zijn van een andere EU-lidstaat of van een EER-land (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein), of van Zwitserland of van de BES-eilanden(Bonaire, Sint Eustatius en Saba).
3. Niet-inwoners van Nederland
werknemers die geen inwoner van een EU-lidstaat zijn.
Inwonerschap dient bepaald te worden op basis van de feiten en omstandigheden, zoals waar zich het sociale en economische leven afspeelt, waar het gezin verblijft, de kinderen naar school gaan, etc.
Werknemers uit groep 1 hebben recht op het belastingdeel van de loonheffingskorting (het totaal van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting); werknemers uit groep 3 hebben hierop geen recht. Voor de werknemers uit groep 2 geldt een uitzondering; zij hebben wel recht op het belastingdeel van de arbeidskorting.
In verband hiermee gaat de Belastingdienst er strenger op toezien dat werkgevers het daadwerkelijke buitenlandse woonadres van werknemers die niet in Nederland wonen, in de aangiften loonheffingen opnemen. Vermelding van het (tijdelijke) adres waar de werknemer tijdens zijn werkzaamheden in Nederland verblijft, volstaat niet meer.
Als de werkgever niet beschikt over het daadwerkelijke buitenlandse woonadres van een werknemer die niet in Nederland woont, dan is de werkgever verplicht loonheffing in te houden volgens het anoniementarief (52%).