De Staatssecretaris van Financiën heeft recent een besluit gepubliceerd waarin hij goedkeurt dat voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking, waarvoor onder het betreffende verdrag het heffingsrecht is toegewezen aan de Golfstaat, een vermindering ter vermijding van dubbele belasting wordt verleend volgens de vrijstellingsmethode.
Hierdoor is effectief geen belasting over deze inkomsten in Nederland meer verschuldigd. De inkomsten zijn slechts in de Golfstaten belast, waar de verschuldigde belasting veelal beperkt is (lees: 0%).
Als gevolg van dit besluit kan de Nederlandse werkgever het inhouden van loonbelasting op het inkomen van werknemers die werken in de Golfstaten achterwege laten. Het besluit verbetert hiermee de concurrentiepositie van de Nederlandse werkgever met werknemers in de Golfstaten alsmede de fiscale positie van de werknemers zelf.
Indien een werknemer in het buitenland werkzaam is, terwijl hij fiscaal inwoner van Nederland is, ontstaat het risico van dubbele belasting over zijn inkomsten.
In veel gevallen kan een werknemer aanspraak maken op bescherming tegen deze dubbele belastingheffing op basis van een belastingverdrag, gesloten tussen de betrokken landen. Daarnaast bestaat een – eenzijdige – regeling, waarin Nederland de dubbele heffing eveneens tracht te voorkomen.
In het algemeen kan worden gesteld dat het woonland van de werknemer moet voorzien in de voorkoming van dubbele belasting. In de praktijk worden twee verschillende methoden gebruikt, namelijk de vrijstellingsmethode (waarbij de buitenlandse inkomsten daadwerkelijk zijn vrijgesteld van belastingheffing door het woonland) en de verrekeningsmethode (waarbij de buitenlandse belasting binnen bepaalde grenzen kan worden afgetrokken van de belastingen van het woonland). Welke methode van toepassing is, hangt af van de kwalificatie van het inkomen en het desbetreffende belastingverdrag.
Het belangrijkste verschil is dat bij toepassing van de vrijstellingsmethode de buitenlandse inkomsten worden belast tegen het effectieve belastingtarief dat van toepassing is in het werkland, terwijl volgens de verrekeningsmethode de buitenlandse inkomsten worden belast tegen het effectieve belastingtarief van het woonland of het effectieve belastingtarief van het werkland al naargelang waar het tarief het hoogste is. Het doel van de Nederlandse wetgever, zoals gepubliceerd in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, is om Nederlandse werknemers in dezelfde positie te brengen als lokale werknemers bij het werken in het buitenland. Bijgevolg wordt de vrijstellingsmethode in beginsel gebruikt als methode om dubbele belasting te voorkomen, tenzij anders is overeengekomen in het desbetreffende belastingverdrag.
Indien het werkland geen belastingen heft, zoals het geval is met de Golfstaten (nl. Bahrein, Koeweit, Oman, Qatar, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten) en het woonland een op het belastingverdrag gebaseerde verrekeningsmethode toepast om dubbele belasting te voorkomen (wat in Nederland het geval is, in tegenstelling tot het uitgangspunt in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011), wordt de werknemer effectief belast tegen een hoger tarief dan zijn collega’s die niet buiten het werkland wonen.
In het licht van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 en gezien de ongewenste situatie dat in Nederland woonachtige werknemers die werkzaam zijn in de Golfregio effectief zwaarder worden belast dan hun lokaal wonende collega’s, heeft de Nederlandse Staatssecretaris van Financiën op 7 september 2017 een besluit uitgevaardigd waarin hij met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 instemt met de toepassing van de vrijstellingsmethode in plaats van de verrekeningsmethode. De vrijstelling kan worden verzocht in de Nederlandse aangifte inkomstenbelasting.
Inhouding van loonbelasting ten aanzien van deze werknemers en hun werkzaamheden in de Golfstaten kan achterwege blijven.