Onlangs oordeelde Hof Amsterdam dat toekenning van bonusaandelen (gratis aandelen) met een aanzienlijke waarde aan een selecte groep werknemers niet valt onder het bereik van de werkkostenregeling. Een gelijke redenatie kan worden gehouden voor andere typen beloningen die een zuiver beloning- (zakelijk) karakter hebben, zoals vakantiegeld, bonussen, eindejaarsuitkeringen of 13e maand. Op basis van deze uitspraak verdient het aanbeveling om het toepassingsbereik van de werkkostenregeling binnen uw onderneming te controleren. Indien u beloningen zoals de 13e maand of eindejaarsuitkeringen onder de werkkostenregeling heeft aangewezen dan kan deze aanwijzing gecorrigeerd worden door de Inspecteur, zeker in die gevallen waarbij de doelmatigheidsmarge van EUR 2.400 per werknemer wordt overschreden.
De werkkostenregeling is in 2011 geïntroduceerd en diende ter vervanging van de op dat moment geldende regelgeving omtrent vrije vergoedingen en verstrekkingen. Gedurende de jaren 2011 tot 2015 konden werkgevers zelf bepalen welk stelsel zij toe pasten. Met ingang van 1 januari 2015 geldt de werkkostenregeling verplicht voor iedere werkgever.
Onder de werkkostenregeling kunnen werkgevers tot aan 1.2% van de fiscale loonsom aanwenden om belastingvrije verstrekkingen en/of vergoedingen aan hun werknemers toe te kennen (de zogenaamde vrije ruimte). Niet iedere verstrekking of vergoeding gaat ten laste van deze vrije ruimte. Zo zijn er specifieke (gerichte) vrijstellingen alsook specifieke waarderingsregels (i.e. forfait of nihilwaarderingen). Indien en voor zover de vrije ruimte wordt overschreden is de werkgever een eindheffing verschuldigd van 80%.
Het tarief van 80% onder de werkkostenregeling is lager dan het maximale bruteringstarief dat van toepassing is op werknemers die in de hoogste belastingschijf vallen (i.e. 108.1% in 2018). Dit betekent dat de werkkostenregeling tariefarbitrage mogelijk maakt voor werkgevers.
De werkgever in deze specifieke zaak had een werknemersparticipatieplan geïntroduceerd voor haar werknemers. Onderdeel van dit plan was dat werknemers bonusaandelen (gratis aandelen) toegekend kregen waarbij de werkgever de heffing voor haar rekening nam. Het betrof hier een netto toekenning en derhalve diende deze gebruteerd te worden in de loonadministratie. In plaats van bruteren tegen de individuele tarieven van de werknemers, i.e. 108,3% voor de betrokken jaren, had de werkgever dit loonbestanddeel aangewezen als een eindheffingsbestanddeel onder de werkkostenregeling met als gevolg dat hij het 80% tarief had toegepast.
De Inspecteur ging hiermee niet akkoord omdat het naar maatschappelijke opvatting ongebruikelijk zou zijn. Daarnaast zou de werkkostenregeling niet zien op beloningsbestanddelen met een zuiver zakelijk (beloning) karakter. Hof Amsterdam oordeelde in gelijke zin. Deze uitspraak is sterk bekritiseerd in de literatuur en derhalve is het wachten op een uitspraak van de Hoge Raad.